Groen op Zaad
Om te komen tot een robuust en weerbaar teeltsysteem is gezond uitgangsmateriaal een cruciale basis waarmee binnen een geïntegreerde teelt maximaal wordt voorkomen dat het gewas aangetast wordt door ziekten en plagen. Dit om later in de teelt niet te hoeven corrigeren met mogelijk negatieve impact op het milieu tot gevolg. Zaadbehandelingen spelen hierin een belangrijke rol; zaadbedrijven behandelen veelal het uitgangsmateriaal bestemd voor plantentelers (vermeerderaars) of telers tegen ziekten en plagen. Hierbij worden gewasbeschermingsmiddelen (gbm) in zeer kleine hoeveelheden op het zaad aangebracht. Belangrijk voordeel van een zaadbehandeling is dat de plant die uit het zaad groeit vanaf het begin tegen diverse ziekten en plagen wordt beschermd. Door deze kleine toegepaste hoeveelheden en de gerichte toediening op het zaad komt er significant minder middel in het milieu terecht dan wanneer een ziekte of plaag door een teler in het veld moet worden bestreden. De zaadbehandeling vindt overwegend plaats met chemische gbm. Er is een duidelijke maatschappelijke roep om de toepassing van chemische gbm te verminderen en te vervangen door groenere alternatieven. De sector zelf vraagt ook om alternatieven voor het snel kleiner wordende pakket aan chemische zaadbehandelingsmiddelen. De neonicotinoïden en middelen op basis van thiram zijn inmiddels niet meer toegelaten en het veel toegepaste metalaxyl staat sterk onder druk. Mogelijke alternatieven voor de chemische zaadbehandelingsmiddelen kunnen gezocht worden in de laag risico en biologische gbm en/of de biostimulanten. De definitie van biologische gbm wordt gehanteerd zoals omschreven in de Green Deal: Groene middelen zijn “middelen van natuurlijke oorsprong zoals van planten, dieren, micro-organismen of bepaalde mineralen, of nagemaakte middelen die identiek zijn aan de natuurlijke stof met een ingeschat laag risico voor mens, dier, milieu en niet-doelwit organismen”. Laag risico gbm zijn stoffen die volgens de beoordelingsprocedure voor werkzame stoffen een laag risico heeft op gezondheid en milieu. Biostimulanten zijn producten die geen werking hebben op ziekten en plagen, bij werking op biotische stress dient een middel namelijk onder 1107/2009 geregistreerd te worden. Een biostimulant wordt in verordening 2019/1009 gedefinieerd als een product dat de voedingsprocessen van een plant stimuleert onafhankelijk van het gehalte aan nutriënten van het product, met als enige doel een of meer van de volgende eigenschappen van de plant of de rhizosfeer van de plant te verbeteren; de efficiëntie van het gebruik van nutriënten, de tolerantie voor abiotische stress, kwaliteitskenmerken of de beschikbaarheid van in de bodem of in de rhizosfeer vastgehouden nutriënten. De wetgeving rondom biostimulanten is momenteel in beweging om zonder concessies te doen aan veiligheid voor mens en milieu wel maximaal gebruik te kunnen maken van deze groep middelen in het realiseren van robuuste en weerbare teeltsystemen zoals omschreven in de Visie gewasbescherming 2030 van Minister Schouten, wat verder is uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma. Dit 4 jarige project richt zich op het ontwikkelen van nieuwe, laag risico en biologische zaadbehandelingsmiddelen ter vervanging van de chemische gbm die tot nu toe voornamelijk gebruikt worden waarbij ook gekeken wordt naar verschillende zaadbehandeling en toepassingstechnieken (zoals Phyto Drip) om de werking van de producten te optimaliseren. Dit zal gedaan worden in 3 werkpakketten: Een gerichte inventarisatie van de wereldwijd beschikbare biologische en laag risico gbm die potentieel interessant zijn voor toepassing als zaadbehandeling Het opzetten en uitvoeren van een standaard toets systematiek op biotische en abiotische stress Het ontwikkelen van gewas/product specifieke coatings/coatingsmethodiek als de standaard coating niet voldoet of nadelige effecten kent.
Vermindering van afhankelijkheid van de chemische gewasbescherming draagt bij aan het realiseren van de ambitie dat in 2030 de land- en tuinbouw gebruik kan maken van robuuste teeltsystemen met nagenoeg geen emissies naar grond- en oppervlaktewater én dat we de Green Deal/Farm to Fork doelstellingen van 50% reductie van het gebruik van chemische gbm als ook de groei van 5 naar 25% biologische landbouw realiseren.